NL EN
DONEER NU!

Voorzieningenrechter: vereiste levensgedrag mogelijk in strijd met Dienstenrichtlijn

14 december 2018

Voorzieningenrechter: vereiste levensgedrag mogelijk in strijd met Dienstenrichtlijn De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat één van de voorwaarden om in Utrecht een exploitatievergunning te krijgen en te hebben, namelijk het criterium 'niet in enig opzicht van slecht levensgedrag' te zijn, mogelijk in strijd is met de Dienstenrichtlijn.

De gemeente Utrecht heeft de exploitatievergunning van een exploitant ingetrokken, omdat de leidinggevende van slecht levensgedrag is. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt en een beroep gedaan op de Dienstenrichtlijn.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de Dienstenrichtlijn van toepassing is op de situatie van betrokkene en dat zij een rechtstreeks beroep kan doen op de Richtlijn. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat voor een dienstverrichter duidelijk moet zijn onder welke omstandigheden aan een bepaalde vergunningsvoorwaarde is voldaan om op deze wijze een grens te stellen aan de wijze van uitoefening van de beoordelingsbevoegdheid van de nationale autoriteiten. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoet het criterium 'niet in enig opzicht van slecht levensgedrag' hier niet aan. In de relevante regelgeving wordt niet ingegaan op de vraag wanneer een aanvrager niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is of wordt verduidelijkt onder welke omstandigheden aan deze voorwaarde is voldaan.

Op zichzelf is invulling van het criterium in de jurisprudentie ook een mogelijkheid, maar dit biedt in dit geval geen soelaas, omdat er volgens vaste jurisprudentie van de Raad van State geen beperkingen zijn gesteld aan de feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag mogen worden betrokken. Ook feiten en omstandigheden die geen relatie hebben met de exploitatie van de inrichting, kunnen daarbij een rol spelen. Daarmee is in de nationale rechtspraak weliswaar verduidelijkt dat het bestuursorgaan de vrijheid heeft om een breed scala aan feiten en omstandigheden bij de beoordeling te betrekken, maar blijft het voor een dienstverrichter onduidelijk hoe die feiten en omstandigheden vervolgens worden beoordeeld.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het voor een dienstverrichter daardoor niet goed mogelijk zich vooraf op de hoogte te stellen van de wijze waarop de vergunningvoorwaarde ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn’ wordt ingevuld. Het valt volgens hem dan ook niet uit te sluiten dat het criterium over het levensgedrag onverbindend is wegens strijd met de Dienstenrichtlijn en dus niet aan betrokkene kan worden tegengeworpen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek van de exploitant daarom toe.

Bron: rechtspraak.nl.

Laatste nieuws

Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid STAP
Postbus 9769
3506 GT Utrecht
T: +31 (0)30-6565041
F: +31 (0)30-6565043
E: info@stap.nl