NL EN
DONEER NU!

Raad van State: eis m.b.t. levensgedrag niet in strijd met Dienstenrichtlijn

9 september 2020

Raad van State: eis m.b.t. levensgedrag niet in strijd met Dienstenrichtlijn De Afdeling Bestuursrechtspraak heeft vandaag in hoger beroep geoordeeld dat de eis van de gemeente Amsterdam dat exploitanten van horecabedrijven niet van slecht levensgedrag zijn, niet in strijd is met de Dienstenrichtlijn.

De zaak betreft de intrekking vanwege slecht levensgedrag van een exploitatievergunning door de burgemeester van Amsterdam, op grond van de Amsterdamse APV 2008. De exploitant had eerder een verkeersboete gekregen voor te hard rijden en (langer terug) voor rijden onder invloed. Bovendien was het aannemelijk dat hij een ambtenaar had omgekocht om een gehandicaptenparkeerkaart te krijgen, was zijn terras nog open na sluitingstijd en bleek er enkele keren geen leidinggevende in zijn zaak.

Kan dit gedrag als slecht levensgedrag worden aangemerkt en is deze eis wel of niet in strijd met artikel 10 van de Dienstenrichtlijn waarin staat dat de eisen die gesteld worden aan het krijgen van een vergunning om een dienst te mogen verrichten, duidelijk, ondubbelzinnig en objectief moeten zijn en vooraf openbaar bekend gemaakt?

In Amsterdam wordt slecht levensgedrag onder meer gekoppeld aan betrokkenheid bij strafbare feiten van bepaalde aard en ernst. Gelet op de beschreven vaste gedragslijn van de burgemeester, is - naar het oordeel van de Afdeling - in algemene zin duidelijk en vooraf kenbaar onder welke omstandigheden slecht levensgedrag je wordt tegengeworpen en hoe de burgemeester dit beoordeelt.

Het gaat daarbij om gedragingen die naar hun aard en ernst de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de aanvrager als verantwoordelijke voor de exploitatie van de horeca-inrichting een bedreiging vormt voor de openbare orde, veiligheid of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in de buurt waarin de horeca-inrichting is gelegen. Ook wordt rekening gehouden met gedragingen die op zichzelf niet zo ernstig zijn, maar die in samenhang met andere gedragingen een bepaald gedragspatroon opleveren, waaruit blijkt dat betrokkene de voor hem geldende regels niet naleeft.

Hieruit volgt dat met het vergunningstelsel als zodanig aan de vereisten van artikel 10 van de Dienstenrichtlijn wordt voldaan. Of een bepaald levensgedrag in het concrete geval mag worden tegengeworpen zal door de burgemeester per geval moeten worden onderbouwd, waarbij de toepassing van dit criterium consistent, inzichtelijk en in overeenstemming met de toelichting en vaste gedragslijn moet zijn.

Bron: rechtspraak.nl.

Laatste nieuws

Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid STAP
Postbus 9769
3506 GT Utrecht
T: +31 (0)30-6565041
F: +31 (0)30-6565043
E: info@stap.nl